A.F.A.M. Wetzer, 17 augustus 2005
Oorspronkelijk heette de straat Colpertstraat. Pas later werd dit gedeelte genoemd naar het beroep dat er veel werd uitgeoefend: dat van lakenverwer. Vandaag gaan we eens kijken bij Verwersstraat nr. 9. Waarschijnlijk heeft het pand Verwersstraat 9 zijn naam, 'In de blauwe hant' ook te danken aan de lakennijverheid. Bepaalde kleurstoffen schijnen af te geven op de huid en zijn moeilijk te verwijderen. Bovendien was een pand op deze plaats in de vijftiende eeuw eigendom van de verwer Jan Hamer. Ook in 1564 kwam het in handen van een lakenverwer: Willem Hendricksz Wollfs. Het verven van wol en wollen lakense stoffen was een kostbaar proces. Vooral het blauwen van wede was een langdurig proces. De verwer mocht er alleen aan beginnen, als hij drie achtereenvolgende werkdagen voor de boeg had, zolang duurde het verfproces. Alleen als het blauwen goed gelukt was, mocht het laken daarna met gele verfstof (wouw) geverfd worden om een groene kleur te krijgen. Anders moest het laken zwart geverfd worden. GriffierDe lakenindustrie in 's-Hertogenbosch raakte in verval en nadat het pand in 1762 als winkel in gebruik was geweest, werd het in 1762 ingericht als woonhuis. Er komt dan een belangrijke huurder in te wonen: mr. Johan Hendrik van Heurn. Hij was in 1716 geboren, studeerde in Utrecht en vestigde zich in 1738 als advocaat in zijn geboorteplaats 's-Hertogenbosch. Vanaf 1738 tot zijn dood was hij griffier van de Leen en Tolkamer. Ook maakte hij deel uit van het stadsbestuur. Hij was schepen in de jaren 1740, 1772, 1778 en 1779. Maar belangrijker voor de huidige Bosschenaren is zijn grote historische werk: "Historie der Stad en Meyerye van 's-Hertogenbosch, alsmede van de voornaamste daaden der hertogen van Brabant". Dit uit vier delen bestaande werk, dat in 1776 uitkwam, is eigenlijk de laatste uitgebreide geschiedenis van de stad.TussenhuisIn de negentiende eeuw werd de firma Gebroeders Hartogensis, commissionairs, in het pand gevestigd. De familie woonde er en ook hun bedrijf, de bankinstelling, was er gevestigd. Zoals veel panden in de stad is ook dit pand vrij smal maar ontzettend diep. Het strekt zich uit van de straat tot aan de Binnendieze. In 1501 werd het beschreven als 'huis, erf, plaats en achterhuis'. In de loop der eeuwen groeide het aan elkaar. Op de kadastrale kaart van 1822 zijn voor- en achterhuis nog slechts gescheiden door een plaatsje, dat later grotendeels werd opgevulg door een tussenhuis. De benedenverdieping van het voorhuis was ingericht als kantoor. Dat was ook in de twintigste eeuw nog het geval. A.J. Spierings kocht het pand in 1922 en vestigde er zijn accountantskantoor.Zijn dochter Mechelien heeft het toenmalige kantoor en woonhuis uitvoerig beschreven in een van de 'Boschboombladeren'. 'Iets van de inventaris van het kantoor van de firma de gebr. Hartogensis was in het huis achtergebleven. Vooreerst de hoge lessenaars, waaraan men staande kon schrijven'. Daar is nu niets meer van terug te vinden. Het huis, dat op de monumentenlijst staat als: 'huis onder schilddak en met 19e-eeuwse lijstgevel; aan de achterzijde een vermoedelijke uit de 18e eeuw daterende tuitgevel'en dat inwendig waarschijnlijk - zoals zoveel Bossche panden - oudere bouwfragmenten had, is beneden zelfs helemaal doorgebroken en biedt nu in één grote ruimte onderdak aan de kantoorboekhandel Mettrop. |
Is definitief monument ingevolge K.B. 23 maart 1970 nummer 23 |
Soms wordt gevraagd of de bouwhistorici na bijna 40 jaar onderzoek nog niet elk pand in de stad hebben gezien. Het antwoord daarop is gelukkig ontkennend. Maar hoeveel panden er dan wel zijn bezocht, is evenmin bekend. Als een pand al eens is bezocht, kan het goed zijn dat er nog schatten verborgen zijn gebleven. Dit bleek eind januari, toen begonnen werd met de verbouwing van Verwersstraat 9. Het huis dat vroeger 'De Blauwe Handt' heette en tot voor kort kantoorboekhandel Mettrop huisveste, was in 1977 door Ad van Drunen al eens bezocht. Anders dan toen, was het huis nu geheel ontmanteld en konden de beperkte gegevens uit die tijd worden aangevuld tot een verhaal dat de bouwgeschiedenis in grote lijnen dekt. Uit bouwtekeningen en het onderzoek uit 1977 was al bekend dat van het oorspronkelijke middeleeuwse huis nog enkel het voorhuis over was. Dit deel telde vier vakken van een samengestelde balklaag, die deel had uitgemaakt van een houtskelet. Het achterhuis was smaller geweest dan het voorhuis en bij een aantal verbouwingen in het derde kwart van de 20ste eeuw geleidelijk verdwenen. Langs het huis had aan de linkerzijde een steeg gelopen, die op de begane grond was overbouwd en in 1971 bij de winkelruimte gevoegd. De ontmanteling van het pand in 2015 bood de gelegenheid om een totaalbeeld te krijgen van wat nog aan historische bouwsubstantie restte. Het eerste dat daarbij opviel was dat anders dan samengestelde balklaag van de verdieping, de balklaag van de zolder enkelvoudig was en voorzien van een klein profiel. Dergelijke balken zijn kenmerkend voor de periode van het laatste kwart van de 18de en eerste helft van de 19de eeuw. Vaak wijst het op een verhoging van een huis, wat ook nu het geval bleek. Het middeleeuwse huis, dat mogelijk rond 1525 was gebouwd, had enkel uit een begane grond bestaan en een kelder met opkamer in het smallere achterhuis. Andere voorbeelden van een dergelijk huis van deze omvang zijn vooralsnog onbekend. Omdat de muren van het huis maar een steen dik waren had men bij de bouw de stijlen van het houtskelet tussen twee 25cm brede muurdammen in gemetseld. Deze constructiewijze wordt wel vaker gevonden, maar meestal op de verdieping. Verder bleek het voorhuis in oorsprong verdeeld te zijn geweest in een voorruimte en een binnenhaard met insteekverdieping en waarschijnlijk een schouw tegen de brandmuur. Een dergelijke opzet is heel kenmerkend voor de grotere woonhuizen in Den Bosch. Spannender dan de middeleeuwse fase bleken de verbouwing waarin het voorhuis met een verdieping was opgehoogd. Vermoedelijk had de ophoging rond 1800 plaats gehad, waarbij ook de huidige voorgevel met 'leugenaar' was geplaatst. | 6 |
Een leugenaar is een ondiepe opbouw aan de straat, waarmee ter hoogte van de zolder een extra verdieping wordt gesuggereerd. Op de verdieping kwamen twee kamers en een overloop naar de zolder van het achterhuis. Op de begane grond werd deinsteekverdieping verwijderd en twee vertrekken gemaakt met ertussen een nieuwe trap naar de verdieping. De trapopgang kwam aan de nieuw gevormde gang langs de kamers, waarvoor de steeg was overbouwd. De keuken, die tot dan toe ter plaatse van de achterste kamer in de binnenhaard was geweest, zal waarschijnlijk vanaf toen in het achterhuis zijn ondergebracht. De binnenhaard zal toen het karakter van een woonkamer hebben gekregen met een moderne schouw tegen de brandmuur. Het rookkanaal van de schouw was halfrond en mogelijk uitgevoerd als de schacht van een zuil. De muren waren daarnaast kleurig geschilderd inomkaderde velden in roze, geel en grijs. Een zelfde soort schildering werd onlangs in Vughterstraat 142 gevonden (zie het vrijwilligersbulletin 10 van september 2014). Rond 1830 werd de kamer met de schildering afgewerkt met behang. Een groot fragment hiervan was op de rechter zijmuur nog aanwezig en is meegenomen voor de collectie. | 7 |
firma Hartogensis1316. "De blauwe Handt" anno 1611. De gang van dit huis was vroeger een straatje. Nog zichtbaar aan de verdeeling van den gevel. Reeds 100 jaar zou hier de kassierderij zijn uitgeoefend. | 69 |
Huis onder schilddak en met 19e eeuwse lijstgevel; aan de achterzijde een vermoedelijk uit de 18e eeuw daterende tuitgevel. |
(No. 9) Dit huis, dat naast de Wildeman staat, werd omstreeks het jaar 1500 door Fyssia Pels aan Jan Leonardszn. genaamd Kemerlinck en Johanna, dochter van den verwer Jan Hamer en Fyssia Pels voornoemd, bij gelegenheid van hun huwelijk geschonken. Genoemde schenkster was de kleindochter van Petrus Pels 1) den oude, die deze kinderen had 2):
a. Martinus Pels, die huwde Ida N., welke hem schonk: 1°. Henrick, pater in het klooster der Cistercensiers van de H. Maagd op den Donck (Mariëndonk) te Elshout 3); 2°. Petrus, wiens dochter was Martina Pels;
b. Jan Pels, wiens kinderen waren Petrus, Arnold, voornoemde Fyssia en N., die huwde met Reinier Krelrelman;
c. Yda, huwde met Jan Lu, wien zij schonk: 1°. Mathijs; 2°. Petrus; 3°. Willem; 4°. Jan, wiens kinderen waren Jan en Elisabeth Lu;
d. Elisabeth, die huwde met Lambert van der Goederheyl, wien zij schonk een zoon Nycolaus, wiens kinderen waren Lambertus, Henricus, Elisabeth en Martina, echtgenoote van Arnold, zoon van Willem Heijmanszn.
Jan Leonardszn. Kemerlinck als man van Johanna Hamer voormeld verkocht 13 October 1501 (Reg. no. 96 f. 190 vso) dit huis, dat toen omschreven werd als: huis, erf, plaats en achterhuis, genaamd in de blauwe hant, staande tusschen het
| 182 |
huis eertijds van Jan Pijnappel, nu mr. Gerard van Bree, ex uno en dat der erven van genoemden Jan Hamer ex alio, aan Jan, den natuurlijken zoon van dezen laatste. Den 13 Januari 1550 (Reg. no. 182 f. 72 vso) verkocht Henrick, zoon van Henrick Peterszn. Stappaerts 4), dit huis aan Jan Arnoldszn. van der Ameyden; deze verkocht het Juni 1554 (Reg. no. 189 f. 467) weder aan Henrick, zoon van Jan Adriaanszn. van Stryp, die het op zijne beurt 6 Februari 1564 (Reg. no. 211 f. 192 vso) verkocht aan den lakenverwer Willem Henrickszn. Wolffs. Den 14 October 1572 (Reg. no. 222 f. 7) werd het andermaal verkocht, nu door mr. Dirck Janszn. van den Hovel, zoo voor zich en als voogd over de kinderen van Leonard van den Hovel; door Henrick de Bye als weduwnaar van Judoca, dochter van Lambert van der Goederheyl; door Maria en mr. Gijsbert, priester, kinderen van genoemden van der Goederheyl, - aan Henrick Willemszn. Herincx.
Anna, de dochter van laatstgenoemden kooper en diens vrouw Catharina de Leeuwe genaamd van Erp Henricksdochter; Jan, zoon van Aert Corneliszn. van Horenbeeck als man van Catharina en mr. Aert, zoon van Wouter Artszn. Houbraken als man van Maria, dochters alsvoren; Joost en Marcelis, zonen van genoemden Henrick Herincx en diens huisvrouw Catharina; Peter Peterszn. van Henselrode als man van Willemken en Thomas van Merevoirt als man van Henrixken, dochters alsvoren; Antonis, zoon en Jenneken, dochter van meergenoemden Henrick Herincx en diens huisvrouw Catharina, verkochten 25 Juni 1611 (Reg. n°. 282 f. 123) het hierbedoeld huis, dat nu gezegd werd te zijn: huis, erf, ledige plaats, middelhuis of kookhuis, een zeer groot achterhuis en ledige gang, loopende tusschen dit huis, waartoe die gang behoort en het huis St. Jacob, - aan mr. Jan Henrickszn Huymans van Nederhemert 5). Diens kinderen verkochten 6
| 183 |
Mei 1669 (Reg. no. 469 f. 375) dit huis weder aan Maria van Hemstelroy 6), weduwe van Jan Philipszn de Lelye. Van haar erfde het hare dochter Maria Anna de Lelye, echtgenoote van Joris van der Borght (of Burgt); hunne kinderen, zijnde: Petrus van der Burgt, med. doctor; Maria Anna van der Burgt, huisvrouw van den bierbrouwer Anthony Vervenne, Philips van der Burgt, toen reeds overleden, voor wien optrad zijne weduwe Anthonetta Vervenne en Johanna van der Burgt, allen wonende te den Bosch, verkochten 6 Maart 1719 (Reg. n°. 538 f. 383) dit huis aan Cornelis Vervorst, ook aldaar woonachtig. | 184 |
Noten | |
1. | In 1443 verkocht Wolter, zoon van Henrick van Broeckhoven en Margaretha Back, dochter van Willem Mathijszoon, eene grondrente, gaande uit landerijen onder Berlicum, aan Geertruid van der Voort Hubertsdochter, die van haren man, Martinus Pels, deze kinderen had: Jan Pels en Fyssia Pels, echtgenoote van Johannes van Oudheusden. |
2. | Reg. no. 98 f. 347. |
3. | In eene Bossche Schepenakte van 29 Maart 1503 (Reg. no. 98 f. 347) waarin hij als medeverkooper van een huis in den Bosch vermeld wordt, wordt over dit weinig bekende klooster medegedeeld, dat zijn prior Johannes de Busco (van den Bosch) en zijn mede geprofeste monnik frater Godefridus Voss aan frater Henrick Pels, ook geprofesten monnik, machtiging gaven om diens aandeel in gezegd huis te verkoopen. |
4. | Zijne dochter Elisabeth was gehuwd met Henrick, zoon van Jan van den Heuvel (Reg. no. 225 f. 404 vso). |
5. | In eene Bossche Schepenakte van 20 Februari 1648 (Reg. no. 438 f. 155) heet hij mr. Jan van Vlijmen. |
6. | Verbastering van den naam van Henselrode. |
1996 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Lakenverwers In de Blauwe HantBrabants Dagblad donderdag 29 februari 1996 (foto) |
|
2012 |
Marc BrinkMettrop: van pen tot mondgeblazen globeBrabants Dagblad vrijdag 3 februari 2012 | B02 |
1832 | Maria Geenrutse (eigenaar) |
1865 | Gebr. Hartogensis (commissionnairs in effecten) - H.J. Hartogensis (particulier) - S. Hartogensis (splitter der staatsloterij) |
1869 | Gebroeders Hartogensis (effecten-handelaren en kassiers) |
1875 | Gebr. Hartogensis (commissionairs in effecten) |
1881 | gebr. Hartogensis (comm. in effecten) - wed. S. Hartogensis (partikuliere) |
1908 | fa. Gebrs. Hartogensis (kass. en comm. in eff.) - H.P. van Leeuwen - wed. P.C. van Leeuwen - wed. B. Monshouer |
1910 | J.P.A. Offermans (firma Gebr. Hartogensis) kassiers en comm. in effecten - J.P.M. Scheffers (adjunct-teekenaar) - mej. wed. M.W. Scheffers |
1928 | J.J. Richelle - A.J. Spierings |
1943 | J. Heesbeen (schoenmaker) - Instituut Spierings |
1960 | A.J.J. Neefs & Zonen (woninginrichting) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 90